In de vroege ochtend, vergezeld door de typische Ayacuchaanse brandende zon, schuiven we aan in de rij om binnen te mogen in de gevangenis. Rondom lijkt het wel een festival: overal eetkraampjes en vrouwen die hun ijsjes proberen te verkopen. Na een uur wachten krijgen we onze nummer: ik krijg nummer 323. Even voel ik me in Auschwitz…. . Daarna krijgen we een stempel en moeten we aanschuiven in de volgende rij. Weer een uur wachten in de brandende zon en de derde stempel is een feit. We mogen aanschuiven bij de deur. Ik denk: ‘oef, we zijn eindelijk binnen’, maar hier mogen we weer aanschuiven, een dik half uur. (Deze tijdsspannes zijn een schatting want je kan beter geen persoonlijke spullen meenemen naar de gevangenis en we weten dus ook niet hoe laat het is). We kunnen eindelijk binnen. Eindelijk, want de zon begint ons parten te spelen. Terug een rij met mensen, al gaat deze rij sneller. Uitleggen aan een machtsgeile man waarom we verschillende paspoorten hebben en daarna moeten we het eten en drinken wat we voor de chicos hebben meegenomen laten controleren. De laatste controle is misschien de ergste: controle van je lichaam. Zowat alles wordt gecontroleerd. Controle: CHECK. Daarna krijgen we wederom onze stempel, dit is de laatste (de 6e), onze armen staan vol met stempels en onze nummer.
Met een toch wel bang hart loop ik de gevangenis binnen. Overal mannen, overal misdadigers rondom ons. Mijn hart begint harder te kloppen, ik als 23jarige gringa samen met Frederique, die het duidelijk al gewend is, loop tussen moordenaars, verkrachters, drugsdealers, … die vrij rondlopen met bitter weinig bewaking (of misschien leek dit alleen maar zo) . Dit was helemaal tegen mijn verwachtingen in. Af en toe hoor ik ‘hello’, ‘como estas’, maar dat ben ik ondertussen al gewend. Superblij was ik toen de chicos die we bezochten eraan kwamen. Eindelijk voelde ik mij veilig! We gaan naar hun stekje om spelletjes te spelen en bij te kletsen, tussen andere misdadigers. Frederique en de andere collega’s van Mama Alice die de jongens bezoeken zijn praktisch de enigen die hen bezoeken en hen een duwtje in de rug geven. Het is dubbel maar het is het enige wat ze nog hebben. Deze jongens hebben zo een harde geschiedenis dat het moeilijk en praktisch onmogelijk is voor hen om nog op het juiste pad te komen. Toch merk je dat er ook iets goeds in hen zit. Het is een dubbel gevoel. We blijven drie uur kletsen en gaan dan naar Deysi. Een mama van twee kindjes die nog niet zo lang in de gevangenis zit. Opgepakt voor diefstal en ze wordt daarenboven beschuldigd van ontvoering (wat niet klopt), in het totaal kan ze zitten voor meer dan 30 jaar. Ik zie een heel bedroefd meisje dat haar kindjes mist, dat zich bedrogen voelt door haar handlanger, een heel andere situatie dan bij de jongens. Rondom ons zitten andere vrouwen te borduren, dit is hun dagelijks ritueel. Ook zie ik kinderen, relatief veel kinderen. Kinderen in een gevangenis. Het blijft onnatuurlijk om te zien en lijkt me zeer ongezond voor de kindjes. Toch blijkt dat het meestal veiliger is voor deze kinderen in de gevangenis dan in een weeshuis of bij hun thuis (waar ze vaak misbruikt worden). Wederom een dubbel gevoel. Na een anderhalf uur nemen we afscheid van Deysi want de warmte op de binnenplaats is niet meer te houden. Wij kunnen vertrekken maar de chicos blijven hier, misschien wel voor de rest van hun leven.